Abstract: The microstructure of BaTiO3 thin films, epitaxially deposited on (001) MgO by pulsed laser ablation, has been investigated by transmission electron microscopy. The films are always c-axis-orientated, but dislocations, {111} stacking faults, and antiphase boundaries are frequently observed. Conventional TEM and high-resolution microscopy allow one to deduce the Burgers vectors of dislocations as b(1) = <100> or b(2) = <110>, both being perfect dislocations. Most extrinsic stacking faults are ending at 1/3<112> or 1/3<111> partial dislocations; the displacement vector of the antiphase boundaries is 1/2<101>. Studying the interfacial structure by means of zone images taken along [100] and [110] shows that the misfit is mainly released by dislocations with Burgers vectors of 1/2<110> and 1/2<101>.

Abstract: The performance of SnO2 ceramic anodes doped with copper and antimony oxides was examined in cryolite alumina melts under anodic polarization at different cryolite ratios, temperatures, times, and current densities. The corroded part consists of a narrow strong corrosion zone at the anode surface with damage of the intergrain contacts and a large increase in porosity, a wider moderate corrosion zone with a smaller porosity increase, and a Cu depletion zone, where the ceramic retains its initial microstructure and a slight porosity increase occurs due to the removal of the Cu-rich inclusions. Mechanical destruction of the anode was never observed in the 10100 h tests. A microstructural model of the ceramic was suggested, consisting of grains with an Sb-doped SnO2 grain core surrounded by an ~200 to 500 nm grain shell where SnO2 was simultaneously doped with Sb and Mn+ (M=Cu2+,Fe3+,Al3+). The grains were separated by a few nanometers thick Cu-enriched grain boundaries. Different secondary charge carrier (holes) concentrations and electric conductivities in the grain core and grain shell result in a higher current density at the intergrain regions that leads to their profound degradation, especially in the low temperature acidic melt.

Abstract: This work presents a detailed analysis of the microstructure and the composition of our record Cu 2ZnSnSe4 (CZTSe)-CdS-ZnO solar cell with a total area efficiency of 9.7%. The average composition of the CZTSe crystallites is Cu 1.94 Zn 1.12Sn0.95Se3.99. Large crystals of ZnSe secondary phase (up to 400 nm diameter) are observed at the voids between the absorber and the back contact, while smaller ZnSe domains are segregated at the grain boundaries and close to the surface of the CZTSe grains. An underlying layer and some particles of Cu xSe are observed at the Mo-MoSe2-Cu2ZnSnSe4 interface. The free surface of the voids at the back interface is covered by an amorphous layer containing Cu, S, O, and C, while the presence of Cd, Na, and K is also observed in this region.

Abstract: Microstructural characteristics of Hastelloy X produced by Selective Laser Melting have been investigated by various microscopic techniques in the as built (AB) condition and after hot isostatic pressing (HIP). At sub-grain level the AB material consists of columnar high density dislocation cells while the HIP sample consists of columnar sub-grains with lower dislocation density that originate from the original dislocation cells, contradicting existing models. The sub-grains contain nanoscale precipitates enriched in Al, Ti, Cr and O, located at sub-grain boundaries in the AB condition and within the grains after HIP. At some grain boundaries, micrometer sized chromium carbides are detected after HIP. Micro hardness within the grains was found to decrease after HIP, which was attributed to the decrease in dislocation density due to recovery annealing.

Abstract: Illicit drug consumption constitutes a great concern worldwide due to its increased spread and abuse, and the negative consequences exerted on society. For instance, 3,4-methylenedioxymethamphetamine (MDMA), a synthetic amphetamine-type substance, was abused by 20 million people worldwide in 2020. This psychoactive substance exerts a myriad of effects on the human body being dangerous for the consumer’s health. Besides, MDMA has been used in the treatment of some psychiatric conditions. Therefore, the development of wearable devices for MDMA sensing in biological fluids is of great importance for forensic toxicology (e.g., monitoring of patients with suspected or known MDMA consumption) as well as for therapeutic management of patients. Herein, we report the development of a wearable electrochemical platform based on a hollow microneedle (MN) array sensor for the monitoring of MDMA in the interstitial fluid by square-wave voltammetry. First, the holes of the MN array were modified with conductive pastes to devise a MN patch with a three-electrode system. Subsequently, the functionalization of the working electrode with nanomaterials enhanced MDMA detection. Thereafter, analytical parameters were evaluated exhibiting a slope of 0.05 µA µM−1 within a linear range from 1 to 50 µM and a limit of detection of 0.75 µM in artificial interstitial fluid. Importantly, critical parameters such as selectivity, piercing capability, temperature, reversibility and stability were assessed. Overall, the obtained MN sensor exhibited excellent analytical performance, making it a promising tool for MDMA tracking in interstitial fluid for individuals on probation or under therapeutic treatment.

Abstract: The magnetic flux domains in the intermediate state of type-I superconductors are known to resemble fluid droplets, and their dynamics in applied electric current is often cartooned as a “dripping faucet”. Here we show, using the time-depended Ginzburg-Landau simulations, that microfluidic principles hold also for the determination of the size of the magnetic flux-droplet as a function of the applied current, as well as for the merger or splitting of those droplets in the presence of the nanoengineered obstacles for droplet motion. Differently from fluids, the flux-droplets in superconductors are quantized and dissipative objects, and their pinning/depinning, nucleation, and splitting occur in a discretized form, all traceable in the voltage measured across the sample. At larger applied currents, we demonstrate how obstacles can cause branching of laminar flux streams or their transformation into mobile droplets, as readily observed in experiments.

Abstract: In iets meer dan 30 jaar moeten we tot 50% meer eiwit produceren, terwijl onze conventionele lineaire voedselproductieketen reeds de grenzen van duurzaamheid overschrijdt. Microbieel eiwit (MP), de eiwitrijke biomassa van micro-organismen, werd onderzocht als nieuw voeder en voedselingrediënt in een circulaire eiwitproductieketen. MP-productie kan gebaseerd zijn op primaire grondstoffen om zo de inefficiënte stappen in de huidige eiwitproductie over te slaan, of de productie kan gebaseerd zijn op secundaire grondstoffen afkomstig van de verliezen in de conventionele productieketen (bijvoorbeeld afvalwater). Zowel indirecte als directe strategiën voor nutriëntenherwinning kunnen geïdentificeerd worden. Indirecte nutriëntenherwinning werd onderzocht door struviet toe te passen als fosfor- en stikstofbron voor MP-productie. Struviet, een herwinningsproduct in de afvalwaterzuivering, bleek een hoge zuiverheidsgraad te hebben waardoor het een uitstekende selectieve barrière vormt tussen afvalstroom en MP productie. Oplossingssnelheden en MP groei-experimenten toonden aan dat struviet gemakkelijk gedoseerd kan worden in functie van de microbiële nutriëntenbehoeftes, waarnaast problemen vermeden worden gerelateerd aan de turbiditeit van nevenstromen, wat de productie van fototrofe MP mogelijk maakt. Daarnaast werd ook directe nutriëntenherwinning onderzocht. Hierbij werden de voedingswaarde en veiligheid geanalyseerd van biomassa bestaande uit aerobe heterotrofe bacteriën (AHB) afkomstig van effluentzuivering van 25 bedrijven in de voedings- en drankensector. Verder werd ook de temporele variabiliteit in kaart gebracht. Er werd een veelbelovend eiwitgehalte geobserveerd waarvan de variabiliteit aanzienlijke was. Verder werd aangetoond dat het eiwitgehalte positief gecorreleerd was met stikstofbelasting en negatief met slibverblijftijd, wat een indicatie is dat de implementatie van een geoptimaliseerd productieproces, de biomassakwaliteit gevoelig kan verhogen. Bovendien was de veiligheid als veevoeder gegarandeerd op vlak van de meeste contaminanten. In het daarop volgende hoofdstuk werd de variabiliteit in voedingswaarde en veiligheid bestudeerd van commerciële fototrofe MP (de microalgen Chlorella en Spirulina), gekweekt op primaire grondstoffen. De waargenomen variabiliteit in voedingswaarde vereist verdere optimalisatie van het productieproces. Er werd ook waargenomen dat een hoog eiwitgehalte geen hoge totale voedingswaarde impliceert, omdat de verteerbaarheid en de eiwitkwaliteit nog steeds ongunstig kunnen zijn. Op basis van gemeten contaminanten geeft een veilige consumptiedosis aan dat microalgen perfect kunnen worden geconsumeerd als volwaardige eiwitbron in plaats van als supplement, hun huidige hoofdtoepassing. In een laatste experimenteel hoofdstuk werd onderzocht hoe de variabiliteit in biomassakwaliteit van microalgen kan worden gereduceerd en hoe een stabiele, hoogwaardige biomassaproductie kan worden bekomen. De invloed van oogsttijd, operationele modus en fotoperiode werd bepaald op de productiviteit van biomassa, eiwit en essentiële aminozuren en er werden optimale productieparameters geïdentificeerd. Samengevat is MP-productie op basis van indirecte en directe nutriëntenherwinning veelbelovend. Verdere technologische ontwikkelingen en het verhogen van bewustwording en sociale acceptatie, moeten een verdere introductie van MP in de voeder- en voedingsmarkt faciliteren. Hier kan MP een belangrijke oplossing vertegenwoordigen om de exponentieel groeiende wereldbevolking op een duurzame manier te voeden.

Abstract: The Darhib mine is one of the several talc deposits in the Hamata area of southeastern Egypt. Several specimens of minerals coming from this mine were subjected to complementary investigation by micro-Raman spectrometry and scanning electron microscopy. The difficulty in their identification is the appearance of most of them: they are all very small and only visible under the mineral binocular microscope(×10 – ×40). They appear as small crystals in fissures and holes and a visual determination on colour and crystal gives only a guess of what kind of mineral it could be. Therefore, only after analyzing them by micro-Raman and scanning electron microscopy it was possible to identify their structure and they can be divided in three main groups: one is quite generic and several minerals of different species were identified, such as quartz, talc, mottramite and chrysocolla, very common in the talc mine (these ones are Si-based minerals); the other one is constituted by four samples which are Zn and/or Cu rich, which means minerals of the rosasite or aurichalcite groups; the last group is constituted by two samples containing mainly Pb..

Abstract: In this study we performed microscopic characterization of mineral particles that were collected in the thorium-rich Fen Complex in Norway and identified and isolated based on autoradiography in function of their radioactivity. For this we combined information obtained with X-ray absorption mu-CT, mu-XRF and mu-XRD, both in bi- and in three-dimensional (tomographic) mode. We demonstrate that radionuclides and metals are heterogeneously distributed both within soil samples and within individual Th-enriched aggregates, which are characterised as low-density mineral bulk particles with high density material inclusions, where Th as well as several metals are highly concentrated. For these sites, it is important to take into account how these inhomogeneous distributions could affect the overall environmental behaviour of Th and progeny upon weathering due to human or environmental factors. Moreover, the estimated size of the Th-containing inclusions as determined in this work represents information of importance for the characterization of radionuclides and toxic metals exposure, as well as for assessing the viability of mining for Th and rare-earth metals in the Fen Complex and the associated environmental impact.

Abstract: Formation and aggregation of metal carboxylates (metal soaps) can degrade the appearance and integrity of oil paints, challenging efforts to conserve painted works of art. Endeavors to understand the root cause of metal soap formation have been hampered by the limited spatial resolution of Fourier transform infrared microscopy (mu-FTIR). We overcome this limitation using optical photothermal infrared spectroscopy (O-PTIR) and photothermal-induced resonance (PTIR), two novel methods that provide IR spectra with approximate to 500 and approximate to 10 nm spatial resolutions, respectively. The distribution of chemical phases in thin sections from the top layer of a 19th-century painting is investigated at multiple scales (mu-FTIR approximate to 10(2) mu m(3), O-PTIR approximate to 10(-1) mu m(3), PTIR approximate to 10(-5) mu m(3)). The paint samples analyzed here are found to be mixtures of pigments (cobalt green, lead white), cured oil, and a rich array of intermixed, small (often << 0.1 mu m(3)) zinc soap domains. We identify Zn stearate and Zn oleate crystalline soaps with characteristic narrow IR peaks (approximate to 1530-1558 cm(-1)) and a heterogeneous, disordered, water-permeable, tetrahedral zinc soap phase, with a characteristic broad peak centered at approximate to 1596 cm(-1). We show that the high signal-to-noise ratio and spatial resolution afforded by O-PTIR are ideal for identifying phase-separated (or locally concentrated) species with low average concentration, while PTIR provides an unprecedented nanoscale view of distributions and associations of species in paint. This newly accessible nanocompositional information will advance our knowledge of chemical processes in oil paint and will stimulate new art conservation practices.

Abstract: We present a Ginzburg-Landau theory for a two-band superconductor with emphasis on MgB2. We propose experiments which lead to identification of the possible scenarios: whether both sigma- and pi-bands superconduct or sigma-alone. According to the second scenario a microscopic theory of superconducting MgB2 is proposed based on the strongly interacting or-electrons and non-correlated pi-electrons of boron ions. The kinematic and Coulomb interactions of sigma-electrons provide the superconducting state with an anisotropic gap of s(*)-wave symmetry. The critical temperature T-c has a non-monotonic dependence on the distance r between the centers of gravity of sigma- and pi-bands. The position of MgB2 on a bell-shaped curve T-c (r) is identified in the overdoped region. The derived superconducting density of electronic states is in agreement with available experimental and theoretical data. It is argued that the effects of pressure are crucial to identify the microscopic origin of superconductivity in MgB2. Possibilities for increase of T, are discussed.