Abstract: Het gebruik van plasmon-actieve nanodeeltjes heeft de laatste 10 jaar zeer veel interesse gewekt bij onderzoekers in verschillende toepassingsdomeinen zoals fotokatalyse of oppervlakte versterkte Raman spectroscopie. Er is echter een grote limiterende factor bij het gebruik van edelmetaal nanodeeltjes zoals goud en zilver en dat is de stabiliteit. Deze oxideren en aggregeren snel, zeker in oxidatieve omgeving zoals in lucht. Een interessante aanpak om plasmon-actieve nanodeeltjes te stabiliseren, is om ze te omgeven in een schil, met andere woorden om een kern-schil nanodeeltje te vormen. Er zijn een heel aantal verschillende manieren waarop kern-schil nanodeeltjes gesynthetiseerd kunnen worden. In eerste instantie werden metaal nanodeeltjes omgeven door een (dunne) TiO2 laag. Afhankelijk van de hoeveelheid TiO2 precursor kon de dikte van de laag gecontroleerd worden tot enkele nanometers dik. De stalen werden getest voor de fotokatalytische afbraak van een vaste laag stearinezuur waarbij toevoeging van 2 wt% metaal@TiO2 op P25 leidde tot een significante verbetering in afbraakefficiëntie in vergelijking met zuiver P25. Een andere manier voor het stabiliseren van metaal nanodeeltjes is door ze te omgeven met een polymeerschil. Op deze manier kon de laagdikte gecontroleerd worden met sub-nanometer controle wat een zeer belangrijke factor is voor de hoeveelheid near-field versterking dat buiten de polymeer schil kan gaan. Een XTT test werd uitgevoerd om te bepalen wat de zuurstofactivatie snelheid was van goud en zilver (en goud-zilver bimetallische) nanodeeltjes, al dan niet omgeven door een (niet-)geleidende polymeer laag. Wanneer de stalen gecoat werden met vier niet-geleidende polymeerlagen zakte de zuurstofactivatie nagenoeg tot nul. Aan de andere kant, als goud nanodeeltjes werden omgeven door een geleidende schil was er nog steeds zuurstofactivatie, hoewel lager dan in het geval van goud zonder laag. Het laatste deel van deze thesis focuste meer op mogelijke toepassingen in luchtzuivering. In dit werk werd een glazen buis, gecoat aan de binnenkant met (Ag@polymer gemodificeerd) TiO2, als een spiraal rond een UVA lamp gewikkeld. De geoptimaliseerde spiraalreactor werd dan vergeleken met een conventionele cilindervormige fotoreactor, met dezelfde dimensies en totale katalysatorbelading, over een grote range aan experimentele condities. Uit de resultaten bleek dat de spiraalreactor significant betere afbraakefficiënties vertoonde in vergelijking met de conventionele cilindervormige reactor over een grote range aan debieten. Een adsorptiestap in combinatie met de geoptimaliseerde spiraalreactor zou kunnen leiden tot een zeer krachtige luchtzuiveringstechnologie.

Abstract: Even though nitrification/denitrification is a robust technology to remove nitrogen from sewage, economic incentives drive its future replacement by shortcut nitrogen removal processes. The latter necessitates high potential activity ratios of ammonia oxidizing to nitrite oxidizing bacteria (rAOB/rNOB). The goal of this study was to identify which wastewater and process parameters can govern this in reality. Two sewage treatment plants (STP) were chosen based on their inverse rAOB/rNOB values (at 20 °C): 0.6 for Blue Plains (BP, Washington DC, US) and 1.6 for Nieuwveer (NV, Breda, NL). Disproportional and dissimilar relationships between AOB or NOB relative abundances and respective activities pointed towards differences in community and growth/activity limiting parameters. The AOB communities showed to be particularly different. Temperature had no discriminatory effect on the nitrifiers' activities, with similar Arrhenius temperature dependences (ΘAOB = 1.10, ΘNOB = 1.061.07). To uncouple the temperature effect from potential limitations like inorganic carbon, phosphorus and nitrogen, an add-on mechanistic methodology based on kinetic modelling was developed. Results suggest that BP's AOB activity was limited by the concentration of inorganic carbon (not by residual N and P), while NOB experienced less limitation from this. For NV, the sludge-specific nitrogen loading rate seemed to be the most prevalent factor limiting AOB and NOB activities. Altogether, this study shows that bottom-up mechanistic modelling can identify parameters that influence the nitrification performance. Increasing inorganic carbon in BP could invert its rAOB/rNOB value, facilitating its transition to shortcut nitrogen removal.

Abstract: Energy-autonomous sewage treatment can be achieved if nitrogen (N) removal does not rely on organic carbon (∼chemical oxygen demand, COD), so that a maximum of the COD can be redirected to energy recovery. Shortcut N removal technologies such as partial nitritation/anammox and nitritation/denitritation are therefore essential, enabling carbon- and energy-lean nitrogen removal. In this study, a novel three-reactor pilot design was tested and consisted of a denitrification, an intermittent aeration, and an anammox tank. A vibrating sieve was added for differential sludge retention time (SRT) control. The 13 m3 pilot was operated on pre-treated sewage (A-stage effluent) at 12–24 °C. Selective suppression of unwanted nitrite-oxidizing bacteria over aerobic ammonium-oxidizing bacteria was achieved with strict floccular SRT management combined with innovative aeration control, resulting in a minimal nitrate production ratio of 17 ± 10%. Additionally, anoxic ammonium-oxidizing bacteria (AnAOB) activity could be maintained in the reactor for at least 150 days because of long granular SRT management and the anammox tank. Consequently, the COD/N removal ratio of 2.3 ± 0.7 demonstrated shortcut N removal almost three times lower than the currently applied nitrification/denitrification technology. The effluent total N concentrations of 17 ± 3 mg TN per L (at 21 ± 1 °C) and 17 ± 6 mg TN per L (at 15 ± 1 °C) were however too high for application at the sewage treatment plant Nieuwveer (Breda, The Netherlands). Corresponding N removal efficiencies were 52 ± 12% and 37 ± 21%, respectively. Further development should focus on redirecting more nitrite to AnAOB in the B-stage, exploring effluent-polishing options, or cycling nitrate for increased A-stage denitrification.

Abstract: Photoactive layers based on aryl- and aryloxy-substituted naphthalocyanines and conductive polymer poly[2-methoxy-5-(2'-ethylhexyloxy)-1,4-phenylene vinylene] (MEH-PPV) were prepared using the spin-coating technique and their conductivity was tested in dark and under illumination. For this purpose novel octa-2-naphthoxy-substituted naphthalocyanines were synthesized starting from 6,7-di(2-naphthoxy)naphthalene-2,3-dicarbonitrile. For those novel naphthalocyanine complexes, spectral and electrochemical data were measured and compared with corresponding ones for other aryl-substituted analogues. In comparison to the previously studied naphthalocyanines with alkyl- and phenyl- groups, the formal oxidation and reduction potentials were rather similar. All target complexes demonstrate intense near-infrared absorption at 760-790 nm, which is about 30 nm bathochromically shifted in thin films. The photo-resistive effect was found increasing from composites comprised of naphthoxy- to phenyl-substituted naphthalocyanines. This peculiarity was explained by using optical and atomic force microscopy in terms of different sizes of aggregates formed. The photo-response time for novel composited was approximately 3 s, which is about 20 times faster than measured previously for the films deposited via the drop-casting technique.

Abstract: Repeated intraperitoneal injections of lead acetate in rats caused a calcification of the skin of the abdomen near the site of the injections. In the lead-induced calcifications, electron dense collagen bundles could be observed. On the surface of the collagen fibrils, needle-like crystals were visible. With energy-dispersive X-ray analysis, phosphorus, calcium and lead were detected in the electron dense collagen bundles. X-ray maps of the P-Kα, Ca-Kα, and Pb-Lα plus Pb-Lβ lines showed an equivalent distribution along the collagen fibrils for phosphorus and calcium. The occurrence of the most electron dense areas in the STEM-image was comparable to the lead distribution. A good correlation existed between the structural and the elemental images of the same area. Although the medicinal use of preparations containing lead is no longer recommended, some are still prescribed. From our results we can conclude that they should not be applied to injured or inflamed skin.

Abstract: Fiber optic surface plasmon resonance (FO-SPR) has shown its potential for the detection of nucleic acids and more recently the technology has been combined with catalytic active strands such as DNAzymes. In this work, an innovative, generic solid-phase DNA sensor concept is presented, based on FO-SPR and PCR amplified DNAzyme activity. Improved levels of specificity and sensitivity were obtained down to picomolar concentrations. Moreover, the FO-SPR sensor concept enables AuNP amplified DNA target detection, independent of the target sequence length. The FO-SPR sensor was demonstrated for the screening of the mobile colistin resistance (MCR-2) gene, a gene important for the antimicrobial resistance in Gram-negative species such as E. Coli.

Abstract: Measurement and interpretation of mass fluxes in favor of concentrations is gaining more and more interest, especially within the framework of the characterization and management of large-scale volatile organic carbon (VOC) groundwater contamination (source zones and plumes). Traditional methods of estimating contaminant fluxes and discharges involve individual measurements/calculations of the Darcy water flux and the contaminant concentrations. However, taken into account the spatially and temporally varying hydrologic conditions in complex, heterogeneous aquifers, higher uncertainty arises from such indirect estimation of contaminant fluxes. Therefore, the potential use of passive sampling devices for the direct measurement of groundwater-related VOC mass fluxes is examined. A review of current passive samplers for the measurement of organic contaminants in water yielded the selection of 18 samplers that were screened for a number of criteria. These criteria are related to the possible application of the sampler for the measurement of VOC mass fluxes in groundwater. This screening study indicates that direct measurement of VOC mass fluxes in groundwater is possible with very few passive samplers. Currently, the passive flux meter (PFM) is the only passive sampler which has proven to effectively measure mass fluxes in near source groundwater. A passive sampler for mass flux measurement in plume zones with regard to long-term monitoring (several months to a year) still needs to be developed or optimized. A passive sampler for long-term monitoring of contaminant mass fluxes in groundwater would be of considerable value in the development of risk-based assessment and management of soil and groundwater pollutions.