Abstract: The gamma'(Ag2Al) phase in the Al-Ag alloy system has served as a textbook example for understanding phase transformations, precipitating hexagonal close-packed (HCP) crystals in the face-centred cubic (FCC) aluminium matrix. The gamma' precipitates display fully coherent interfaces at their broad facets and semicoherent interfaces at their edges. Shockley partial dislocations are expected to decorate the semicoherent interface due to the FCC-HCP structural transformation. Determining the exact locations and core structures of interfacial dislocations, however, remains challenging. In this study, we used aberration-corrected scanning transmission electron microscopy and atomistic simulations to re-visit this classical system. We characterised and explained the Ag segregation at coherent interfaces in the early stage of precipitation. For semicoherent interfaces, interfacial dislocations and reconstructions were revealed by bridging advanced microstructure characterisation and atomistic simulations. In particular, we discovered a new FCC/HCP interfacial structure that displays a unique combination of Shockley partial, Lomer-Cottrell and Hirth dislocations that evolve from the known interfacial structure purely composed by Shockley partial dislocations. Our findings show that the FCC-HCP transformation is more complex than hitherto considered, due to the interplay between structure and composition confined at interfaces. (C) 2019 Acta Materialia Inc. Published by Elsevier Ltd. All rights reserved.

Abstract: Pesticides are emerging contaminants frequently detected in the aquatic environment. In this work, a novel approach combining activated carbon adsorption, oxygen plasma treatment and ozonation was studied for the removal of the persistent chlorinated pesticide alachlor. A comparison was made between the removal efficiency and energy consumption for two different reactor operation modes: batchrecirculation and single-pass mode. The kinetics study revealed that the insufficient removal of alachlor by adsorption was significantly improved in terms of degradation efficiency and energy consumption when combined with the plasma treatment. The best efficiency (ca. 80% removal with an energy cost of 19.4 kWh mÀ3) was found for the single-pass operational mode of the reactor. In the batch-recirculating process, a complete elimination of alachlor by plasma treatment was observed after 30 min of treatment. Analysis of the reactive species induced by plasma in aqueous solutions showed that the decomposition of alachlor mainly occurred through a radical oxidation mechanism, with a minor contribution of long-living oxidants (O3, H2O2). Investigation of the alachlor oxidation pathways revealed six different oxidation mechanisms, including the loss of aromaticity which was never before reported for plasma-assisted degradation of aromatic pesticides. It was revealed that the removal rate and energy cost could be further improved with more than 50% by additional O3 gas bubbling in the solution reservoir.

Abstract: In iets meer dan 30 jaar moeten we tot 50% meer eiwit produceren, terwijl onze conventionele lineaire voedselproductieketen reeds de grenzen van duurzaamheid overschrijdt. Microbieel eiwit (MP), de eiwitrijke biomassa van micro-organismen, werd onderzocht als nieuw voeder en voedselingrediënt in een circulaire eiwitproductieketen. MP-productie kan gebaseerd zijn op primaire grondstoffen om zo de inefficiënte stappen in de huidige eiwitproductie over te slaan, of de productie kan gebaseerd zijn op secundaire grondstoffen afkomstig van de verliezen in de conventionele productieketen (bijvoorbeeld afvalwater). Zowel indirecte als directe strategiën voor nutriëntenherwinning kunnen geïdentificeerd worden. Indirecte nutriëntenherwinning werd onderzocht door struviet toe te passen als fosfor- en stikstofbron voor MP-productie. Struviet, een herwinningsproduct in de afvalwaterzuivering, bleek een hoge zuiverheidsgraad te hebben waardoor het een uitstekende selectieve barrière vormt tussen afvalstroom en MP productie. Oplossingssnelheden en MP groei-experimenten toonden aan dat struviet gemakkelijk gedoseerd kan worden in functie van de microbiële nutriëntenbehoeftes, waarnaast problemen vermeden worden gerelateerd aan de turbiditeit van nevenstromen, wat de productie van fototrofe MP mogelijk maakt. Daarnaast werd ook directe nutriëntenherwinning onderzocht. Hierbij werden de voedingswaarde en veiligheid geanalyseerd van biomassa bestaande uit aerobe heterotrofe bacteriën (AHB) afkomstig van effluentzuivering van 25 bedrijven in de voedings- en drankensector. Verder werd ook de temporele variabiliteit in kaart gebracht. Er werd een veelbelovend eiwitgehalte geobserveerd waarvan de variabiliteit aanzienlijke was. Verder werd aangetoond dat het eiwitgehalte positief gecorreleerd was met stikstofbelasting en negatief met slibverblijftijd, wat een indicatie is dat de implementatie van een geoptimaliseerd productieproces, de biomassakwaliteit gevoelig kan verhogen. Bovendien was de veiligheid als veevoeder gegarandeerd op vlak van de meeste contaminanten. In het daarop volgende hoofdstuk werd de variabiliteit in voedingswaarde en veiligheid bestudeerd van commerciële fototrofe MP (de microalgen Chlorella en Spirulina), gekweekt op primaire grondstoffen. De waargenomen variabiliteit in voedingswaarde vereist verdere optimalisatie van het productieproces. Er werd ook waargenomen dat een hoog eiwitgehalte geen hoge totale voedingswaarde impliceert, omdat de verteerbaarheid en de eiwitkwaliteit nog steeds ongunstig kunnen zijn. Op basis van gemeten contaminanten geeft een veilige consumptiedosis aan dat microalgen perfect kunnen worden geconsumeerd als volwaardige eiwitbron in plaats van als supplement, hun huidige hoofdtoepassing. In een laatste experimenteel hoofdstuk werd onderzocht hoe de variabiliteit in biomassakwaliteit van microalgen kan worden gereduceerd en hoe een stabiele, hoogwaardige biomassaproductie kan worden bekomen. De invloed van oogsttijd, operationele modus en fotoperiode werd bepaald op de productiviteit van biomassa, eiwit en essentiële aminozuren en er werden optimale productieparameters geïdentificeerd. Samengevat is MP-productie op basis van indirecte en directe nutriëntenherwinning veelbelovend. Verdere technologische ontwikkelingen en het verhogen van bewustwording en sociale acceptatie, moeten een verdere introductie van MP in de voeder- en voedingsmarkt faciliteren. Hier kan MP een belangrijke oplossing vertegenwoordigen om de exponentieel groeiende wereldbevolking op een duurzame manier te voeden.

Abstract: The implementation of plasmonic nanoparticles in vivo remains hindered by important limitations such as biocompatibility, solubility in biological fluids, and physiological stability. A general and versatile protocol is presented, based on seeded emulsion polymerization, for the controlled encapsulation of gold and silver nanoparticles. This procedure enables the encapsulation of single nanoparticles as well as nanoparticle clusters inside a protecting polymer shell. Specifically, the efficient coating of nanoparticles of both metals is demonstrated, with final dimensions ranging between 50 and 200 nm, i.e., sizes of interest for bio-applications. Such hybrid nanocomposites display extraordinary stability in high ionic strength and oxidizing environments, along with high cellular uptake, and low cytotoxicity. Overall, the prepared nanostructures are promising candidates for plasmonic applications under biologically relevant conditions.

Abstract: Organophosphate esters (OPEs) are ubiquitous contaminants with potentially hazardous effects on both the environment and human health. Knowledge about the soil sorption-desorption process of organic chemicals is important in order to understand their fate, mobility, and bioavailability, enabling an estimation to be made of possible risks to the environment and biota. The aim of this study was to use the batch equilibrium technique to evaluate the sorption-desorption behavior of seven OPEs (TCEP, TCPP, TBEP, TDCP, TBP, TPhP, and EHDP) in soils with distinctive characteristics (two unamended soils and a soil amended with sewage sludge). The equilibrium concentrations of the OPEs were determined by high performance liquid chromatography coupled to a triple quadrupole mass spectrometer (HPLC-MS/MS). All the compounds were sorbed by the soils, and soil organic carbon (OC) played an important role in this process. The sorption of the most soluble OPEs (TCEP, TCPP, and TBEP) depended on soil OC content, although desorption was 58.1%. The less water-soluble OPEs (TDCP, TBP, TPhP, and EHDP) recorded total sorption (100% for TPhP and EHDP) or very high sorption (34.9%) by all the soils and were not desorbed, which could be explained by their highly hydrophobic nature, as indicated by the logarithmic octanol/water partition coefficient (K-ow) values higher than 3.8, resulting in a high affinity for soil OC. The results of the sorption-desorption of the OPEs by soils with different characteristics highlighted the influence of these compounds' physicochemical properties and the content and nature of soil OC in this process.

Abstract: The major mechanism responsible for plasmonic enhancement of titanium dioxide photocatalysis using gold nanoparticles is still under contention. This work introduces an experimental strategy to disentangle the significance of the charge transfer and near-field mechanisms in plasmonic photocatalysis. By controlling the thickness and conductive nature of a nanoparticle shell that acts as a spacer layer separating the plasmonic metal core from the TiO2 surface, field enhancement or charge transfer effects can be selectively repressed or evoked. Layer-by-layer and in situ polymerization methods are used to synthesize gold core–polymer shell nanoparticles with shell thickness control up to the sub-nanometer level. Detailed optical and electrical characterization supported by near-field simulation models corroborate the trends in photocatalytic activity of the different systems. This approach mainly points at an important contribution of the enhanced near field.

Abstract: Non-charge-based logic devices are promising candidates for future logic circuits. Interest in studying and developing these devices has grown dramatically in the past decade as they possess key advantages over conventional CMOS technology. Due to their novel designs, a large number of micromagnetic simulations are required to fully characterize the behavior of these devices. The number and complexity of these simulations place large computational requirements on device development. We use state-of-the-art machine learning techniques to expedite identification of their behavior. Several intelligent sampling strategies are combined with machine learning multi-class classification models. These techniques are applied to a recently developed exchange-driven magnetic logic scheme that utilizes direct exchange coupling as the main driver.

Abstract: We discuss the selection and assessment of alternative metals by a combination of ab initio computation of electronic properties, experimental resistivity assessments, and calibrated line resistance models. Pt-group metals as well as Nb are identified as the most promising elements, with Ru showing the best combination of material properties and process maturity. An experimental assessment of the resistivity of Ru, Ir, and Co lines down to similar to 30 nm(2) is then used to devise compact models for line and via resistance that can be compared to Cu predictions. The main advantage of alternative metals originates from the possibility for barrierless metallization.

Abstract: One of the major difficulties hindering the widespread application of colloidal anisotropic plasmonic nanoparticles is the limited robustness and reproducibility of multistep synthetic methods. We demonstrate herein that the reproducibility and reliability of colloidal gold nanorod (AuNR) synthesis can be greatly improved by disconnecting the symmetry-breaking event from the seeded growth process. We have used a modified silver-assisted seeded growth method in the presence of the surfactant hexadecyltrimethylammonium bromide and n-decanol as a co-surfactant to prepare small AuNRs in high yield, which were then used as seeds for the growth of high quality AuNR colloids. Whereas the use of n-decanol provides a more-rigid micellar system, the growth on anisotropic seeds avoids sources of irreproducibility during the symmetry breaking step, yielding uniform AuNR colloids with narrow plasmon bands, ranging from 600 to 1270 nm, and allowing the fine-tuning of the final dimensions. This method provides a robust route for the preparation of high quality AuNR colloids with tunable morphology, size, and optical response in a reproducible and scalable manner.

Abstract: Over the past several decades the painting An Old Man in Military Costume by Rembrandt Harmensz van Rijn (ca. 1630-31; J. Paul Getty Museum, 78.PB.246) has been the subject of a number of investigations carried out in order to better visualize a second painting beneath the surface figure. The underlying image – the head and shoulders of a man wearing a cloak – is oriented 180 degrees from the upper image and appears to be fairly complete. Scanning macro x-ray fluorescence (XRF) spectroscopy reveals the face is painted with lead white and a mercury-containing pigment (likely vermilion), and the cloak is painted with a copper-containing pigment. Following the revelation and digital color reconstruction of the underlying figure, a number of questions still remained. Here, through the use of infrared reflectance imaging spectroscopy (i.e., hyperspectral imaging) and macro-XRF imaging spectroscopy, together with cross-sections taken from targeted areas, the sequence of painting in both compositions was explored. Of particular interest was the discovery of evidence of multiple attempts to situate the lower figure, and the subsequent application of a blocking-out layer over the lower figure before the artist rotated the panel and executed the upper figure. In addition, examination of the placement of the two images on the panel adds to our understanding of the subtle complexities of Rembrandt's working process. RESUMEAu cours des dernieres decennies, la peinture Le vieil homme en costume militaire de Rembrandt Harmensz van Rijn (ca. 1630-31; J. Paul Getty Museum, 78.PB.246) a fait l'objet de nombreuses investigations menees dans le but de mieux visualiser une seconde peinture dissimulee sous la surface. L'image sous-jacente – la tete et les epaules d'un homme vetu d'une cape – est orientee a 180 degres de de l'image du vieil homme, et elle semble assez complete. La spectroscopie a macro-balayage de fluorescence X (MA-XRF) revele que le visage est peint avec du blanc de plomb et un pigment contenant du mercure (comme le vermillon), et que la cape est peinte avec un pigment a base de cuivre. Plusieurs questions restaient en suspens suite a cette decouverte et a la reconstruction numerique en couleur de l'image sous-jacente. Grace a l'emploi de techniques d'imagerie comme la spectroscopie proche infrarouge (ex., imagerie hyperspectrale) et l'imagerie MA-XRF, combinees a l'analyse de coupes stratigraphiques prelevees a des endroits cibles, on a pu explorer la sequence d'application des couches picturales de chacune des deux compositions. Une decouverte particulierement interessante est la preuve que l'artiste a fait plusieurs tentatives pour positionner la figure sous-jacente puis, a ensuite applique une couche pour la recouvrir completement avant de faire pivoter le panneau et peindre la figure du vieil homme. De plus, l'examen du positionnement des deux images sur le panneau ajoute a notre comprehension de la subtile complexite du processus de creation de Rembrandt. Traduit par Elisabeth Forest. RESUMONas ultimas decadas, a pintura Um Velho em Traje Militar, de Rembrandt Harmensz van Rijn (ca. 1630-31; J. Paul Getty Museum, 78.PB.246), foi objeto de uma serie de investigacoes realizadas para visualizar melhor uma segunda pintura abaixo da figura aparente. A imagem subjacente – a cabeca e os ombros de um homem usando uma capa – e orientada a 180 graus da imagem superior e parece estar bastante completa. O macro mapeamento de imagem por espectroscopia de fluorescencia de raios X (FRX) revela que a face e pintada com branco de chumbo e um pigmento contendo mercurio (provavelmente vermelhAo), e a capa e pintada com um pigmento contendo cobre. Apos a descoberta e reconstrucAo digital da cor da figura subjacente, uma serie de questoes ainda permanecem. EntAo, atraves da utilizacAo do mapeamento por imagem de espectroscopia de refletancia por infravermelhos (i.e. mapeamento hiperespectral) e macro mapeamento por imagem de FRX, juntamente com cortes estratigraficos de amostras retiradas de areas de interesse, a pintura em ambas as composicoes foi explorada. De particular interesse foi a descoberta de evidencias de multiplas tentativas de posicionar a figura subjacente, e a subsequente aplicacAo de uma camada intermediaria de separacAo sobre a figura inferior antes do artista girar o painel e executar a figura superior. Alem disso, o exame da colocacAo das duas imagens no painel aumenta nossa compreensAo das sutis complexidades do processo de trabalho de Rembrandt. Traduzido por Marcia Rozzi e Beatriz Haspo. RESUMENA lo largo de las ultimas decadas, la pintura Un anciano con traje militar de Rembrandt Harmensz van Rijn (ca. 1630-31; J. Paul Getty Museum, 78.PB.246) ha sido objeto de varias investigaciones realizadas con el fin de visualizar mejor una segunda pintura debajo de la figura de la superficie. La imagen subyacente, la cabeza y los hombros de un hombre que lleva una capa, esta orientada a 180 grados de la imagen superior y parece estar bastante completa. La espectroscopia de fluorescencia de rayos X (XRF) de barrido revela que la cara esta pintada con blanco de plomo y un pigmento que contiene mercurio (probablemente bermellon), y la capa esta pintada con un pigmento que contiene cobre. Tras la revelacion y la reconstruccion digital del color de la figura subyacente, aun quedaban algunas preguntas. Aqui, por medio del uso de la espectroscopia de imagenes de reflectancia infrarroja (es decir, imagenes hiperespectrales) e imagenes macro-XRF, junto con las secciones transversales tomadas de areas especificas, se exploro la secuencia de pintura en ambas composiciones. De particular interes fue el descubrimiento de evidencia de multiples intentos de situar la figura inferior, y la aplicacion posterior de una capa de bloqueo sobre la figura inferior antes de que el artista rotara el panel y ejecutara la figura superior. Ademas, el examen de la colocacion de las dos imagenes en el panel contribuye a nuestra comprension de las sutiles complejidades del proceso de trabajo de Rembrandt. Traduccion: Amparo Rueda.

Abstract: The generation of high-density plasmas on the surface of porous catalysts is very important for plasma catalysis, as it determines the active surface of the catalyst that is available for the reaction. In this work, we investigate the mechanism of surface and volume plasma streamer formation and propagation near micro-sized pores in dielectric barrier discharges operating in air at atmospheric pressure. A two-dimensional particle-in-cell/ Monte Carlo collision model is used to model the individual kinetic behavior of plasma species. Our calculations indicate that the surface discharge is enhanced on the surface of the catalyst pores compared with the microdischarge inside the catalyst pores. The reason is that the surface ionization wave induces surface charging along the catalyst pore sidewalls, leading to a strong electric field along the pore sidewalls, which in turn further enhances the surface discharge. Therefore, highly concentrated reactive species occur on the surfaces of the catalyst pores, indicating high-density plasmas on the surface of porous catalysts. Indeed, the maximum electron impact excitation and ionization rates occur on the pore surface, indicating the more pronounced production of excited state and electron-ion pairs on the pore surface than inside the pore, which may profoundly affect the plasma catalytic process. Published under license by AIP Publishing.

Abstract: Self-organized striated structure has been observed experimentally and numerically in CF4 plasmas in radio-frequency capacitively coupled plasmas recently (Liu et al 2016 Phys. Rev. Lett. 116 255002). In this work, the striated structure is investigated in a capacitively coupled oxygen discharge with the introduction of the effect from the secondary electron emission, based on a particle-in-cell/Monte Carlo collision model. As we know, the transport of positive and negative ions plays a key role in the formation of striations in electronegative gases, for which, the electronegativity needs to be large enough. As the secondary electron emission increases, electrons in the sheaths gradually contribute more ionization to the discharge. Meanwhile, the increase of the electron density, especially in the plasma bulk, leads to an increased electrical conductivity and a reduced bulk electric field, which would shield the ions' mobility. These changes result in enlarged striation gaps. And then, with more emitted electrons, obvious disruption of the striations is observed accompanied with a transition of electron heating mode. Due to the weakened field, the impact ionization in the plasma bulk is attenuated, compared with the enhanced ionization caused by secondary electrons. This would lead to the electron heating mode transition from striated (STR) mode to gamma-mode. Besides, our investigation further reveals that gamma-mode is more likely to dominate the discharge under high gas pressures or driving voltages.

Abstract: Substitutional doping is a potentially powerful technique to control the properties of nanocrystal (NC) superlattices (SLs). However, not every NC can be substituted into any lattice, as the NCs have to be close in size and shape, limiting the application of substitutional doping. Here we show that this limitation can be overcome by employing ligands of various size. We show that small NCs with long ligands can be substituted into SLs of big NCs with short ligands. Furthermore, we show that shape differences can also be overcome and that cubes can substitute spheres when both are coated with long ligands. Finally, we use the NC effective ligand size, softness, and effective overall size ratio to explain observed doping behaviors.