Abstract: According to Thompson’s principle of similarity, the area of an object should be proportional to its length squared. However, leaf area–length data of some plants have been demonstrated not to follow the principle of similarity. We explore the reasons why the leaf area–length allometry deviates from the principle of similarity and examine whether there is a general model describing the relationship among leaf area, width and length. We sampled more than 11,800 leaves from six classes of woody and herbaceous plants and tested the leaf area–length allometry. We compared six mathematical models based on root-mean-square error as the measure of goodness-of-fit. The best supported model described a proportional relationship between leaf area and the product of leaf width and length (i.e., the Montgomery model). We found that the extent to which the leaf area–length allometry deviates from the principle of similarity depends upon the extent of variation of the ratio of leaf width to length. Estimates of the parameter of the Montgomery model ranged between 1/2, which corresponds to a triangular leaf with leaf length as its height and leaf width as its base, and π/4, which corresponds to an elliptical leaf with leaf length as its major axis and leaf width as its minor axis, for the six classes of plants. The narrow range in practice of the Montgomery parameter implies an evolutionary stability for the leaf area of large-leaved plants despite the fact that leaf shapes of these plants are rather different.

Abstract: We introduce LPMLE3, a new 1-D approach to quantify vertical water flow components at streambeds using temperature data collected in different depths. LPMLE3 solves the partial differential equation for coupled water flow and heat transport in the frequency domain. Unlike other 1-D approaches it does not assume a semi-infinite halfspace with the location of the lower boundary condition approaching infinity. Instead, it uses local upper and lower boundary conditions. As such, the streambed can be divided into finite subdomains bound at the top and bottom by a temperature-time series. Information from a third temperature sensor within each subdomain is then used for parameter estimation. LPMLE3 applies a low order local polynomial to separate periodic and transient parts (including the noise contributions) of a temperature-time series and calculates the frequency response of each subdomain to a known temperature input at the streambed top. A maximum-likelihood estimator is used to estimate the vertical component of water flow, thermal diffusivity, and their uncertainties for each streambed subdomain and provides information regarding model quality. We tested the method on synthetic temperature data generated with the numerical model STRIVE and demonstrate how the vertical flow component can be quantified for field data collected in a Belgian stream. We show that by using the results in additional analyses, nonvertical flow components could be identified and by making certain assumptions they could be quantified for each subdomain. LPMLE3 performed well on both simulated and field data and can be considered a valuable addition to the existing 1-D methods.

Abstract: This chapter explains the materials and techniques employed in the Amsterdam Sunflowers, enabling a comparison with the London version described in chapter 3. Building upon the 2016 article published in the National Gallery Technical Bulletin, it incorporates the latest findings gained by computer-assisted methods used to characterize the canvas support, as well as in-situ campaigns of non-invasive investigation together with further analysis of microscopic paint samples. The chapter sequence follows the steps in Van Gogh's working practice. Starting with the canvas, automated analysis of the weave enables the provenance of the canvas to be traced back to a particular roll of linen ordered by Van Gogh. Combining technical evidence with knowledge of historical manufacturing techniques further allows us to reconstruct the way in which Van Gogh divided his canvas roll into pieces used for Sunflowers and other paintings. We go on to consider how, with the original painting at hand, he used charcoal to transfer the motif of the London Sunflowers onto his blank canvas. Despite careful planning of the composition, an adjustment was required late in the working process, when Van Gogh added a painted wooden strip to extend the background above the flower at the top edge of the canvas. The artist's process of working up the composition in paint is described, paying special attention to his use of colour. The pigments and pigment mixtures used in the Amsterdam Sunflowers have been comprehensively mapped and are compared with the London picture, with discussion of some similarities and differences that account for the distinctive colour scheme of each painting. This understanding of colour application in the Amsterdam Sunflowers lays the foundation for subsequent chapters that will go on to consider the impact of light-induced colour changes that have taken place over time, and the related need to define appropriate lighting guidelines for the future safe preservation of this painting and others made with similar materials (chapters 5 and 7).

Abstract: In this study we performed microscopic characterization of mineral particles that were collected in the thorium-rich Fen Complex in Norway and identified and isolated based on autoradiography in function of their radioactivity. For this we combined information obtained with X-ray absorption mu-CT, mu-XRF and mu-XRD, both in bi- and in three-dimensional (tomographic) mode. We demonstrate that radionuclides and metals are heterogeneously distributed both within soil samples and within individual Th-enriched aggregates, which are characterised as low-density mineral bulk particles with high density material inclusions, where Th as well as several metals are highly concentrated. For these sites, it is important to take into account how these inhomogeneous distributions could affect the overall environmental behaviour of Th and progeny upon weathering due to human or environmental factors. Moreover, the estimated size of the Th-containing inclusions as determined in this work represents information of importance for the characterization of radionuclides and toxic metals exposure, as well as for assessing the viability of mining for Th and rare-earth metals in the Fen Complex and the associated environmental impact.

Abstract: In iets meer dan 30 jaar moeten we tot 50% meer eiwit produceren, terwijl onze conventionele lineaire voedselproductieketen reeds de grenzen van duurzaamheid overschrijdt. Microbieel eiwit (MP), de eiwitrijke biomassa van micro-organismen, werd onderzocht als nieuw voeder en voedselingrediënt in een circulaire eiwitproductieketen. MP-productie kan gebaseerd zijn op primaire grondstoffen om zo de inefficiënte stappen in de huidige eiwitproductie over te slaan, of de productie kan gebaseerd zijn op secundaire grondstoffen afkomstig van de verliezen in de conventionele productieketen (bijvoorbeeld afvalwater). Zowel indirecte als directe strategiën voor nutriëntenherwinning kunnen geïdentificeerd worden. Indirecte nutriëntenherwinning werd onderzocht door struviet toe te passen als fosfor- en stikstofbron voor MP-productie. Struviet, een herwinningsproduct in de afvalwaterzuivering, bleek een hoge zuiverheidsgraad te hebben waardoor het een uitstekende selectieve barrière vormt tussen afvalstroom en MP productie. Oplossingssnelheden en MP groei-experimenten toonden aan dat struviet gemakkelijk gedoseerd kan worden in functie van de microbiële nutriëntenbehoeftes, waarnaast problemen vermeden worden gerelateerd aan de turbiditeit van nevenstromen, wat de productie van fototrofe MP mogelijk maakt. Daarnaast werd ook directe nutriëntenherwinning onderzocht. Hierbij werden de voedingswaarde en veiligheid geanalyseerd van biomassa bestaande uit aerobe heterotrofe bacteriën (AHB) afkomstig van effluentzuivering van 25 bedrijven in de voedings- en drankensector. Verder werd ook de temporele variabiliteit in kaart gebracht. Er werd een veelbelovend eiwitgehalte geobserveerd waarvan de variabiliteit aanzienlijke was. Verder werd aangetoond dat het eiwitgehalte positief gecorreleerd was met stikstofbelasting en negatief met slibverblijftijd, wat een indicatie is dat de implementatie van een geoptimaliseerd productieproces, de biomassakwaliteit gevoelig kan verhogen. Bovendien was de veiligheid als veevoeder gegarandeerd op vlak van de meeste contaminanten. In het daarop volgende hoofdstuk werd de variabiliteit in voedingswaarde en veiligheid bestudeerd van commerciële fototrofe MP (de microalgen Chlorella en Spirulina), gekweekt op primaire grondstoffen. De waargenomen variabiliteit in voedingswaarde vereist verdere optimalisatie van het productieproces. Er werd ook waargenomen dat een hoog eiwitgehalte geen hoge totale voedingswaarde impliceert, omdat de verteerbaarheid en de eiwitkwaliteit nog steeds ongunstig kunnen zijn. Op basis van gemeten contaminanten geeft een veilige consumptiedosis aan dat microalgen perfect kunnen worden geconsumeerd als volwaardige eiwitbron in plaats van als supplement, hun huidige hoofdtoepassing. In een laatste experimenteel hoofdstuk werd onderzocht hoe de variabiliteit in biomassakwaliteit van microalgen kan worden gereduceerd en hoe een stabiele, hoogwaardige biomassaproductie kan worden bekomen. De invloed van oogsttijd, operationele modus en fotoperiode werd bepaald op de productiviteit van biomassa, eiwit en essentiële aminozuren en er werden optimale productieparameters geïdentificeerd. Samengevat is MP-productie op basis van indirecte en directe nutriëntenherwinning veelbelovend. Verdere technologische ontwikkelingen en het verhogen van bewustwording en sociale acceptatie, moeten een verdere introductie van MP in de voeder- en voedingsmarkt faciliteren. Hier kan MP een belangrijke oplossing vertegenwoordigen om de exponentieel groeiende wereldbevolking op een duurzame manier te voeden.

Abstract: We study the excitation of spin waves in scaled magnetic waveguides using the magnetoelastic effect. In uniformly magnetized systems, normal strains parallel or perpendicular to the magnetization direction do not lead to spin wave excitation since the magnetoelastic torque is zero. Using micromagnetic simulations, we show that the nonuniformity of the magnetization in submicron waveguides due to the effect of the demagnetizing field leads to the excitation of spin waves for oscillating normal strains both parallel and perpendicular to the magnetization. The excitation by biaxial normal in-plane strain was found to be much more efficient than that by uniaxial normal out-of-plane strain. For narrow waveguides with a width of 200 nm, the excitation efficiency of biaxial normal in-plane strain was comparable to that of shear strain. Published by AIP Publishing.

Abstract: Here we show that mineral dust retrieved from an ice core in the central West Antarctic sector, spanning the last five decades, provides evidence that northerly air mass incursions into Antarctica, tracked by dust microparticles, have slightly declined. This result contrasts with dust in ice core records reported in West/coastal Antarctica, which show significant increases to the present day. We attribute that difference, in part, to changes in the regional climate regime triggered by the ozone depletion and its consequences for the polar vortex intensity. The vortex maintains the Antarctic central region relatively isolated from mid-latitude air mass incursions with implications to the intensification of the Westerlies and to a persistent positive phase of the Southern Annular Mode. We also show that variability of the diameter of insoluble microparticles in central West Antarctica can be modeled by linear/quadratic functions of both cyclone depth (energy) and wind intensity around Antarctica.